Vrijstelling bedrijfsvoorheffing ploegenarbeid voor werken in onroerende staat op werven
Werkgevers die werken in onroerende staat uitvoeren in de zin van de btw-wetgeving kunnen onder bepaalde voorwaarden genieten van een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.
Deze maatregel kan van toepassing zijn op werkgevers uit de bouwsector, maar ook werkgevers uit aanverwante sectoren (bijvoorbeeld metaal, hout en stoffering, schoonmaak, tuinaanleg, landschapsverzorging…), waarvan de werknemers ploegenarbeid op werven uitvoeren, kunnen hiervoor in aanmerking komen.
1. Welke voorwaarden moeten worden vervuld?
Werven
Het werk moet ‘op locatie’ worden uitgevoerd.
In ploegen
Het werk moet worden verricht door één of meerdere ploegen van minstens twee personen zonder rekening te houden met studenten en leerlingen in een alternerende opleiding. De ploegen moeten hetzelfde of complementair werk uitvoeren, zowel qua inhoud als qua omvang.
De vrijstelling kan alleen worden toegepast voor werknemers die in de betrokken maand minstens 1/3de van hun arbeidstijd in ploegenarbeid zijn tewerkgesteld. Bovendien mag hierbij enkel rekening worden gehouden met ploegarbeid gepresteerd op werven om deze voorwaarde te beoordelen.
Minimumloon
De steunmaatregel kan enkel worden toegepast op de bezoldigingen van de werknemers van de ploeg die een minimum bruto uurloon ontvangen. Het geïndexeerde bedrag voor 2024 bedraagt € 16,67 per uur.
Voor de vrijstelling is niet vereist dat er een ploegenpremie wordt toegekend. Anderzijds komt een werknemer die wel een ploegenpremie ontvangt, maar geen uurloon van € 16,67 heeft, niet in aanmerking voor de vrijstelling.
RSZ-werfmelding
Sedert 1 april 2022 geldt, in navolging van de mini-taxshift, een bijkomende voorwaarde om deze vrijstelling te kunnen genieten. De vrijstelling wordt gekoppeld aan de naleving van de RSZ-werfmelding/aangifte van werken. Je dient enkel aan deze bijkomende voorwaarde te voldoen, indien je verplicht bent tot de RSZ-werfmelding o.b.v. artikel 30bis of 30ter van de wet van 27 juni 1969.
Voor de werken in onroerende staat moet je aangifte doen van:
- elke overeenkomst “opdrachtgever – aannemer die aangifte doet” vanaf € 5.000 (zonder btw) met minstens 1 onderaannemer; of
- elke overeenkomst “opdrachtgever – aannemer die aangifte doet” vanaf € 30.000 (zonder btw) met of zonder onderaannemer.
Ook werken die gevaarlijk zijn door de aanwezigheid van asbest moet je vermelden in de ‘aangifte 30bis’.
De aangifte moet gebeuren door de aannemer op wie de opdrachtgever een beroep heeft gedaan.
De aangifte wordt gedaan vóór het begin van de werken. Wanneer er asbest aanwezig is, moet de aangifte ten laatste 14 dagen vóór het begin van de werken gebeuren. Je moet een nieuwe aangifte doen, zodra er belangrijke veranderingen plaatsvinden betreffende de werkwijze.
Meer informatie over deze RSZ-werfmelding kan je terugvinden op de website van de RSZ.
Nominatieve lijst
De werkgever die geniet van een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing moet een nominatieve lijst ter beschikking houden van de Administratie. Op deze nominatieve lijst moeten de volgende gegevens worden vermeld:
- de volledige identiteit;
- het aantal effectief gepresteerde arbeidsuren waarin in ploegverband werken in onroerende staat op locatie werden verricht;
- in voorkomend geval, het aantal uren waarvoor de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werd geschorst, indien kan worden aangetoond dat de betrokken werknemer, overeenkomstig zijn arbeidsregeling, werken in onroerende staat op locatie zou hebben verricht, en waarvoor het loon door de werkgever werd doorbetaald;
- het totaal aantal effectief gepresteerde arbeidsuren;
- in voorkomend geval het totale aantal uren waarvoor de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werd geschorst maar waarvoor het loon wordt doorbetaald;
- de identificatie van de locatie of locaties waar de werknemer in ploegverband de werken in onroerende staat op locatie heeft verricht;
- de belastbare bezoldigingen die aan de werknemer worden betaald of toegekend, met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen;
- het bedrag van de op die bezoldigingen ingehouden bedrijfsvoorheffing;
- het bedrag van het betaalde of toegekende bruto-uurloon, vóór inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage.
2. Hoeveel bedraagt het voordeel?
Sinds 1 januari 2020 bedraagt de vrijstelling 18% van het totaal van de belastbare bezoldigingen van al de betrokken werknemers samen.
Bron: Algemene Administratie voor Beleidsexpertise en ondersteuning. – Dienst Reglementering. – Bericht in verband met de automatische indexering inzake inkomstenbelastingen. – Aanslagjaar 2025, BS 23 februari 2024.