Besox

Vrij aanvullend pensioen voor werknemers (VAPW) treedt volgende week in werking

2 april 2019

Eén van de bepalingen uit het federaal regeringsakkoord is de uitbreiding en veralgemening van de tweede pensioenpijler (het aanvullend pensioen). De bedoeling is dat alle werknemers de mogelijkheid hebben om zelf een pensioenovereenkomst aan te gaan bij een verzekeraar naar keuze. De bijdragen moeten door de werkgever worden ingehouden en doorgestort aan de pensioeninstelling.

Op 27 december 2018 werd de wet gepubliceerd die dit vrij aanvullend pensioen voor werknemers (VAPW) invoert. Deze wet treedt in werking 3 maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, m.a.w. op 27 maart 2019.

Initiatief

Het is de werknemer die beslist met welke pensioeninstelling hij in zee gaat en welk type spaarproduct hij daarbij verkiest.

Om de administratieve last te verminderen heeft de werkgever de mogelijkheid om een kaderakkoord te sluiten met een pensioeninstelling waarbij de werknemers dan een VAPW kunnen sluiten. De werknemers kunnen echter steeds opteren voor een andere pensioeninstelling.

Rol van de werkgever

De werkgever staat enkel in voor de inhouding van de bijdragen op het nettoloon en de doorstorting ervan aan de pensioeninstelling. Hij heeft dus geen informatieplicht, noch enige andere bijkomende administratieve verplichtingen.

Wanneer een werknemer gebruik wil maken van het VAPW, dan moet hij dit ten minste 2 maanden vooraf melden aan zijn werkgever. Daarbij moet hij de volgende gegevens bezorgen:

  • het in te houden bedrag op zijn loon en de periodiciteit van inhouding;
  • het attest van de pensioeninstelling dat bevestigt dat een pensioenovereenkomst werd gesloten;
  • alle andere gegevens die van belang zijn voor de inhouding.

Ook bij wijziging of stopzetting van de pensioenovereenkomst moet de termijn van 2 maanden gerespecteerd worden. Bovendien kunnen dergelijke aanpassingen of stopzettingen maximum twee keer per jaar doorgegeven worden.

Maximumbedrag van de bijdrage

De jaarlijkse bijdrage van de werknemer wordt per opbouwjaar (jaar N) beperkt tot het verschil tussen:

  • 3% van het referteloon (brutojaarloon van het jaar N – 2 vermeld op de individuele rekening) of € 1600 (als 3% van het referteloon lager zou zijn dan dit bedrag);
  • en de eventuele pensioenrechten die tijdens het jaar N – 2 in het kader van de tweede pensioenpijler werden opgebouwd (zowel individuele als ondernemings- en sectorale pensioentoezeggingen).

Sociale en fiscale behandeling

De sociale en fiscale behandeling van de bijdragen en de uitkeringen in een VAPW is dezelfde als bij een werknemersbijdrage in een aanvullend pensioenplan dat door de werkgever of de sector wordt georganiseerd.

De bijdragen genieten van een belastingvermindering van 30% voor de werknemer. In de bedrijfsvoorheffing wordt hiermee rekening gehouden.

Aangezien de werkgever niet tussenkomt, is op de bijdragen geen 8,86% RSZ-werkgeversbijdrage verschuldigd, maar wel een belasting van 4,4%. Deze taks wordt geïnd en betaald door de pensioeninstelling.

De uitkering aanvullend pensioen is onderworpen aan een ZIV-bijdrage van 3,55% en een solidariteitsbijdrage van 0% tot 2%.

Bij betaling van de uitkering bij pensionering of overlijden is er een belasting van 10% van toepassing. In specifieke omstandigheden zijn er andere percentages van toepassing.

Bron: Wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen, B.S. 27 december 2018.