RSZ wijzigt standpunt inzake studentenarbeid voor alternerende leerlingen
Sinds 1 juli 2017 kunnen leerlingen die een alternerende opleiding volgen toch studentenarbeid verrichten, mits de volgende drie voorwaarden vervuld zijn:
- de leerlingen hebben geen recht op werkloosheidsuitkeringen, noch op inschakelingsuitkeringen;
- de leerlingen mogen geen studentenarbeid verrichten wanneer ze onderwijs of een theoretische opleiding moeten volgen, of wanneer ze op de werkplek aanwezig moeten zijn in het kader van hun praktische opleiding;
- de studentenovereenkomst moet gesloten worden met een andere werkgever dan deze waarbij de leerlingen hun praktische opleiding volgen op de werkplek.
De RSZ hanteerde vanaf april 2018 zelf een soepele interpretatie van deze laatste voorwaarde en maakte een uitzondering voor de maanden juli en augustus. Hierdoor kon een leerling wel studentenarbeid verrichten bij de werkgever waar hij een praktische opleiding volgde in het kader van de alternerende opleiding, op voorwaarde dat deze studentenovereenkomst beperkt werd tot de zomermaanden juli en augustus.
In de administratieve instructies van het eerste kwartaal 2019 schrapt de RSZ deze versoepeling echter terug, zodat de RSZ voortaan ook strikt de wettelijke regels zal hanteren. Hierdoor is het dus niet meer mogelijk voor leerlingen om een studentenovereenkomst te sluiten met de werkgever bij wie zij een praktische opleiding op de werkplek volgen. Een leerling kan bijgevolg enkel nog een studentenovereenkomst sluiten met een andere werkgever.
Bron: Administratieve instructies RSZ, 2019/1.