Nieuwe regels berekening bedrijfsvoorheffing vanaf 1 januari 2023
De zogenaamde ‘Bijlage III’ is op 30 december 2022 in het Belgisch Staatsblad verschenen.
Deze ‘Bijlage III’ bevat de regels voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen, pensioenen en stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag die worden betaald of worden toegekend vanaf 1 januari 2023.
De berekening van de bedrijfsvoorheffing werd op een aantal vlakken gewijzigd:
Schalen I, II en III worden niet meer toegepast
Tot en met inkomstenjaar 2022 werd de bedrijfsvoorheffing berekend op basis van maandelijkse schalen:
- schaal I voor alleenstaanden en gehuwde/wettelijk samenwonende tweeverdieners;
- schaal II voor gehuwde/wettelijk samenwonende éénverdieners;
- schaal III voor de niet-inwoners die niet gedurende het volledige belastbare tijdperk een tehuis in België hebben gehouden.
Aangezien deze berekeningswijze ervoor zorgde dat een loonsverhoging (o.a. door regelmatige indexeringen wegens de hoge inflatie) uiteindelijk soms zelfs leidde tot een lager nettoloon dan vóór de loonsverhoging, worden deze drie schalen vanaf 1 januari 2023 vervangen door een berekening volgens een sleutelformule.
Deze sleutelformule voorziet dat de bedrijfsvoorheffing die bij betaling van de maandelijkse bezoldigingen is verschuldigd, in vier stappen wordt berekend:
- vaststelling van het bruto belastbaar jaarinkomen;
- vermindering van het bruto belastbaar jaarinkomen met de forfaitaire beroepskosten om zo te komen tot het netto belastbaar jaarinkomen;
- berekening van de jaarbelasting. Deze is gelijk aan de basisbelasting verminderd met de belastingverminderingen;
- berekening van de bedrijfsvoorheffing. Om het bedrag te bepalen dat op de maandelijks betaalde bezoldigingen verschuldigd is, moet men het bedrag van de jaarbelasting delen door 12.
Deze aangepaste berekeningswijze zorgt ervoor dat men geen negatief effect meer zal ondervinden.
Studentenarbeid
Het jaarlijks quotum, tijdens hetwelk een student tegen verminderde sociale bijdragen kan werken, wordt voor 2023 en 2024 aangepast van 475 uren naar 600 uren.
Vanaf 1 januari 2023 is er voor de eerste 600 uren ook geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd. Voorheen ging het om 475 uren.
Om te bepalen of het quotum van 600 uren is bereikt, worden de uren studentenarbeid die in het eerste kwartaal 2023 gepresteerd worden bij een werkgever uit de zorgsector niet in rekening gebracht.
Sportbeoefenaars
Voorheen bedroeg de maximumleeftijd voor de toepassing van een gunstig belastingtarief 26 jaar. Deze leeftijdsgrens is nu aangepast naar 23 jaar, met toepassing van een overgangsregeling voor sportbeoefenaars tussen 23 en 26 jaar oud:
- sportbeoefenaars die op 1 januari 2024 de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt, doch jonger zijn dan 23 of 24 of 25 jaar: het belastingtarief bedraagt 16,5% (en 16,66% in de bedrijfsvoorheffing);
- sportbeoefenaars die 23 jaar oud zijn op 1 januari 2024 of op die datum de leeftijd van 26 jaar hebben bereikt: het belastingtarief bedraagt 33% (en 33,31% in de bedrijfsvoorheffing).
Extra-wettelijke vergoedingen bij ziekte of ongeval
Wanneer de werkgever ingeval van ziekte, ongeval of invaliditeit of andere soortgelijke gebeurtenissen een extra-wettelijke vergoeding betaalt, dan is deze extra-wettelijke vergoeding vanaf 1 januari 2023 aan de volgende bedrijfsvoorheffing onderworpen:
- indien er een referentiebezoldiging is: volgens de regels die van toepassing zijn op de exceptionele vergoedingen;
- bij gebrek aan een referentiebezoldiging: 32,10% (zonder vermindering).
Voorheen werd er een onderscheid gemaakt naargelang de vergoedingen werden betaald op hetzelfde ogenblik als het normale loon of niet.
Bron: Koninklijk Besluit van 19 december 2022 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing, BS 30 december 2022.