Mobiliteitsbudget eindelijk goedgekeurd
Op 28 februari 2019 keurde het parlement het wetsontwerp tot invoering van het mobiliteitsbudget goed.
-
Principe
Het mobiliteitsbudget geeft aan werknemers die een bedrijfswagen hebben, of die ervoor in aanmerking komen, de gelegenheid om hun bedrijfswagen in te leveren en in de plaats daarvan te kiezen tussen één of meer van de volgende 3 pijlers:
Pijler 1
Binnen pijler 1 kan de werknemer kiezen voor een milieuvriendelijke bedrijfswagen. Dit betekent dat het gaat om een elektrische wagen of een wagen met een zeer beperkte CO2-uitstoot. Voor wie in 2019 instapt, bedraagt de maximale CO2-uitstoot 105 gr / km. De maximale uitstoot verlaagt vanaf 1 januari 2020 naar 100 gr / km en naar 95 gr / km vanaf 1 januari 2021.
Deze wagen ondergaat de gewone fiscale en parafiscale behandeling van een bedrijfswagen: er wordt dus een voordeel van alle aard berekend voor de werknemer en de werkgever dient een bijzondere solidariteitsbijdrage te betalen aan de RSZ.
Pijler 2
Pijler 2 is de verzamelnaam voor een aantal alternatieve vervoersmiddelen, waaronder de fiets, het openbaar vervoer, de deelauto,… .
Het bedrag dat men spendeert is volledig vrijgesteld bij de werknemer en aftrekbaar bij de werkgever.
Pijler 3
Dit betreft het saldo van het budget dat overblijft na aftrek van de eventuele bestedingen in pijlers 1 en 2 en dat 1 keer per jaar in geld wordt uitbetaald.
Om de derde pijler te ontmoedigen ten opzichte van pijler 2 wordt voorzien dat het bedrag dat in aanmerking komt voor uitbetaling in geld onderworpen wordt aan een specifieke sociale bijdrage van 38,07% ten laste van de werknemer.
-
Voorwaarden
Eén van de basisprincipes is het feit dat de mogelijkheid om een mobiliteitsbudget toe te kennen volledig berust op de vrijwilligheid van beide partijen.
Het initiatief tot het invoeren van een mobiliteitsbudget berust uitsluitend bij de werkgever. Het staat hem ook vrij om dat in te voeren voor de hele onderneming, voor een bepaalde afdeling of voor bepaalde categorieën werknemers.
De werknemer beslist om al dan niet in te gaan op dit aanbod.
Enkel werkgevers die reeds gedurende een ononderbroken periode van 36 maanden, onmiddellijk voorafgaand aan de invoering van het mobiliteitsbudget, bedrijfswagens ter beschikking stellen van één of meerdere werknemers kunnen van start gaan met de invoering van het mobiliteitsbudget.
Het mobiliteitsbudget kan alleen worden verleend aan werknemers die effectief een bedrijfswagen hebben of aan werknemers die behoren tot een functiecategorie waarvoor een bedrijfswagen is voorzien volgens het bedrijfswagenbeleid van de werkgever.
Bovendien moet de werknemer op het moment van zijn aanvraag:
- in de voorbije 36 maanden minstens 12 maanden over een bedrijfswagen beschikt hebben of ervoor in aanmerking komen;
- minstens 3 maanden ononderbroken over een bedrijfswagen beschikken of ervoor in aanmerking komen.
-
Grootte van het mobiliteitsbudget
De grootte van het mobiliteitsbudget wordt bepaald door de totale jaarlijkse bruto kostprijs voor de werkgever van de financiering en het gebruik van een bedrijfswagen, de zgn. total cost of ownership, desgevallend na aftrek van de eigen bijdrage van de werknemer.
Het betreft o.m. de maandelijkse leaseprijs of huur (die wordt vervangen door de afschrijvingen als het gaat om een bedrijfswagen in eigendom van de werkgever), de brandstofkosten, eventuele verzekeringen, de solidariteitsbijdrage en alle uitgaven m.b.t. een bedrijfswagen, waaronder ook de niet aftrekbare btw, … .
Het mobiliteitsbudget evolueert mee met de functie van de werknemer. Een werknemer die wordt gepromoveerd naar een categorie met een hoger mobiliteitsbudget, zal dus ook aanspraak maken op dat hoger budget en omgekeerd.
-
Inwerkingtreding
Het mobiliteitsbudget zou in werking treden op 1 maart 2019, maar dit moet nog bevestigd worden door een officiële publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad.
Bron: Wetsontwerp dd. 28 februari 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget.