Doelgroepvermindering – herstel van de werkgelegenheid
De regering heeft beslist om de werkgevers een doelgroepvermindering toe te kennen met het oog op het herstel van de werkgelegenheid in de sectoren die enige tijd gesloten zijn gebleven of die op een andere manier als gevolg van de coronacrisis een verminderde activiteit hebben gekend, en daarnaast ook in de sectoren die werkgelegenheid creëren. Deze doelgroepvermindering heeft betrekking op het 3dekwartaal 2021. De wet die deze kwestie regelt, werd op 13 juli 2021 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Doelgroepvermindering
Het gaat om een doelgroepvermindering voor het 3de kwartaal 2021 voor maximum 5 werknemers per vestigingseenheid die wordt toegekend als de werkgever aan de onderstaande voorwaarden voldoet.
Het bedrag van de doelgroepvermindering is verschillend voor werkgevers van wie de activiteit zwaar is getroffen tijdens de pandemie, en werkgevers die minder zwaar zijn getroffen:
- voor de zwaar getroffen werkgevers is het bedrag van de vermindering gelijk aan € 2.400 per werknemer voor maximum 5 werknemers per vestigingseenheid;
- voor de andere werkgevers is het bedrag van de vermindering gelijk aan € 1.000 per werknemer voor maximum 5 werknemers per vestigingseenheid.
Een werkgever wordt beschouwd als ‘zwaar getroffen’ wanneer:
- het arbeidsvolume in het 1stekwartaal 2021 50% lager ligt dan in het 1ste kwartaal 2020;
OF
- het arbeidsvolume in het 4dekwartaal 2020 50% lager ligt dan in het 4de kwartaal 2019.
Werkgevers die hun activiteit pas in het 2de kwartaal 2020 hebben aangevat, worden niet als ‘zwaar getroffen’ beschouwd en kunnen bijgevolg enkel in aanmerking komen voor een vermindering van € 1.000 voor maximaal 5 werknemers per vestigingseenheid.
Aan de hand van de DmfA-aangifte van het 3de kwartaal (situatie op 1 juli 2021) zal de RSZ bepalen of een werkgever al dan niet zwaar getroffen is.
Noch de toename van het arbeidsvolume tussen het 1ste en het 3de kwartaal 2021, noch de afname die bepalend is om een werkgever als ‘zwaar getroffen’ te beschouwen, mogen het gevolg zijn van een wettelijke herstructureringsoperatie zoals een fusie, een splitsing of de overdracht van een bedrijfstak.
Toepassingsgebied
Deze maatregel geldt voor werkgevers die onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 op de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités vallen. Concreet gaat het voornamelijk om werkgevers uit de privésector.
Voorwaarden
Om voor de doelgroepvermindering in aanmerking te komen, moet de werkgever in het 3dekwartaal 2021 een toename van het arbeidsvolume kennen ten opzichte van het arbeidsvolume in het 1stekwartaal 2021.
De toename kan worden gerealiseerd aan de hand van nieuwe, bijkomende aanwervingen, maar ook door bijvoorbeeld werknemers die tijdelijk werkloos waren, terug aan de slag te laten gaan.
Hoeveel het arbeidsvolume moet stijgen, hangt af van het gemiddeld aantal werknemers in de onderneming. De berekening gebeurt op het niveau van de juridische entiteit.
Gemiddeld aantal werknemers Vereiste stijging van het arbeidsvolume
< 50 min. 25%
≥ 50 en ≤ 499 min. 20% met een minimale verhoging van de
totale mu (glob)* gelijk aan 12,5
≥ 500 min. 10% en min. 100 verhoging van totale mu
(glob)* gelijk aan 100
* De totale mu (glob) bevat het totaal aantal effectief gewerkte dagen, de door de werkgever betaalde dagen, de vakantiedagen, de onbetaalde inhaalrustdagen in het kader van arbeidsduurvermindering en de dagen tijdelijke werkloosheid slecht weer.
Bijkomende voorwaarden
De werkgever moet bijkomend aan de volgende voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor de doelgroepvermindering:
1. Ononderbroken in dienst houden
De werknemers (max. 5 per vestigingseenheid) waarvoor de doelgroepvermindering wordt toegepast, moeten ononderbroken in dienst blijven tijdens het betrokken kwartaal (3de kwartaal 2021) met uitzondering van: ontslag door de werknemer (dus niet wederzijds akkoord) of ontslag om dringende reden door de werkgever.
2. Opleiding aanbieden
De werkgever moet in 2021 voldoen aan de opleidingsdoelstellingen voorgeschreven door de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk. Deze wet voorziet gemiddeld 5 opleidingsdagen per VTE. Indien de sector hierover een cao heeft afgesloten, moet de werkgever deze naleven. Wanneer er geen cao is, moet de werkgever gemiddeld per jaar minstens 2 opleidingsdagen per VTE toekennen. Voor KMO’s bestaan hierop uitzonderingen.
3. Onthouden van
De werkgever moet zich in 2021 onthouden van de uitkering van dividenden aan de aandeelhouders, de uitkering van bonussen aan de leden van de Raad van Bestuur en aan de directie van de onderneming en de inkoop van eigen aandelen.
4. Geen collectief ontslag
De werkgever mag in het 2de en 3de kwartaal 2021 geen collectief ontslag hebben aangekondigd of aankondigen.
5. Geregistreerd kassasysteem
Een werkgever aan wie het gebruik van een geregistreerd kassasysteem is opgelegd, moet deze verplichting nakomen.
Controle
De RSZ zal a posteriori controles uitvoeren op het naleven van de bovenvermelde voorwaarden. Als uit de controles blijkt dat de werkgever niet onder het toepassingsgebied van deze maatregel valt en de toekenningsvoorwaarden niet naleeft, dan zal de vermindering in de DmfA-aangifte worden geannuleerd.
Praktisch
Het arbeidsvolume van het 3de kwartaal, waarop de vergelijking gebaseerd is, kan pas berekend worden na de DmfA-afsluiting van het 3de kwartaal (in de loop van de maand oktober 2021). Pas na deze afsluiting kan gecontroleerd worden of de werkgever eventueel in aanmerking komt voor deze doelgroepvermindering.
Bron: Wet van 4 juli 2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, BS 13 juli 2021 en Administratieve instructies RSZ 2021/2.