Bevorderen van de inzetbaarheid: het ontslagpakket
In het Belgisch Staatsblad van 17 juni 2019 is de wet tot uitvoering van het ontwerp van interprofessioneel akkoord 2019-2020 verschenen. Eén van de maatregelen in deze wet is het bevorderen van de inzetbaarheid door een deel van de ontslagvergoeding aan te wenden.
In 2013 werd door de Wet Eenheidsstatuut in de Arbeidsovereenkomstenwet een artikel ingevoegd dat aan elk paritair comité of subcomité oplegde om uiterlijk tegen 1 januari 2019 in een cao te bepalen dat werknemers die worden ontslagen met een opzeggingstermijn of – vergoeding van minstens 30 weken, recht hebben op een ontslagpakket.
Omdat deze maatregel tot nu toe niet het verhoopte succes had wegens gebrek aan sectorale cao’s, hebben de sociale partners in hun interprofessioneel akkoord 2019-2020 afgesproken om een regeling uit te werken teneinde een alternatieve oplossing te vinden. Hierna kan u deze regeling terugvinden.
Elk paritair comité of subcomité dient tegen uiterlijk 30 september 2019 in een cao te bepalen dat een werknemer wiens arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd door middel van een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, of een vergoeding die gelijk is aan het lopend loon dat overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, recht heeft op een ontslagpakket.
Dit ontslagpakket moet bestaan uit enerzijds een opzeggingstermijn of opzeggingsvergoeding ten belope van 2/3de van het wettelijk ontslagpakket, en anderzijds ten belope van 1/3de maatregelen die de inzetbaarheid van de ontslagen werknemer op de arbeidsmarkt verhogen.
Er is een financiële sanctie voorzien wanneer na 30 september 2019 een werknemer die ontslagen is en die voldoet aan de voorwaarden om recht te hebben op een ontslagpakket dat inzetbaarheidsverhogende maatregelen omvat, het hele ontslagpakket als opzeggingstermijn presteert of een opzeggingsvergoeding krijgt uitbetaald voor het geheel van die opzeggingstermijn of voor het nog lopende deel na onmiddellijke beëindiging tijdens de opzeggingstermijn.
Er is namelijk een bijzondere bijdrage verschuldigd van 1% ten laste van de werknemer en 3% ten laste van de werkgever op het loon betaald tijdens het deel van de opzeggingstermijn dat 1/3de van het ontslagpakket vertegenwoordigt en dat alleszins 26 weken overschrijdt of op het corresponderende deel van de vervangende opzeggingsvergoeding.
Aan de Koning wordt de bevoegdheid gegeven om bij in Minsterraad overlegd besluit de datum van 30 september 2019 te wijzigen in een latere datum die evenwel niet verder mag liggen dan 1 januari 2021.
Bron: Wet van 26 mei 2019 tot uitvoering van het ontwerp van interprofessioneel akkoord 2019-2020, B.S. 17 juni 2019.