Beperking terugvordering onverschuldigde onderbrekingsuitkeringen
Het Grondwettelijk Hof wees er in een arrest van 7 juni 2018 op dat het verschil in behandeling, voor wat betreft de terugvordering van onrechtmatig verkregen uitkeringen, tussen personen die van de RVA werkloosheidsuitkeringen ontvangen en degenen die onderbrekingsuitkeringen ontvangen, onwettig is.
Daarom wordt de reglementering over het tijdskrediet en de thematische verloven (ouderschapsverlof, verlof voor medische bijstand, palliatief verlof) afgestemd op de regeling in het werkloosheidsbesluit.
Dit betekent dat de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde onderbrekingsuitkeringen beperkt wordt tot de laatste 150 dagen indien de werknemer bewijst dat hij de uitkeringen waarop hij geen recht had, te goeder trouw heeft ontvangen.
Deze beperking tot de laatste 150 dagen kan niet worden toegekend indien de onderbrekingsuitkeringen werden gecumuleerd met uitkeringen die aan de werknemer werden toegekend krachtens een andere sociale zekerheidsregeling.
Bron: K.B. dd. 18 juli 2019 tot wijziging van sommige koninklijke besluiten betreffende de stelsels van onderbreking van de beroepsloopbaan en tijdskrediet inzake de terugvordering van onverschuldigde bedragen, B.S. 22 juli 2019.