Wijzigingen aan het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht vanaf 1 januari 2025
Op 1 juli 2024 werd het nieuwe boek 6 Burgerlijk Wetboek met betrekking tot de buitencontractuele aansprakelijkheid gepubliceerd. Dit zal in werking treden op 1 januari 2025. De gewijzigde regeling over de buitencontractuele aansprakelijkheid zal een (beperkte) invloed hebben op de werkvloer.
De gewijzigde regels zorgen ervoor dat een werknemer vanaf 1 januari 2025 steeds rechtstreeks aansprakelijk kan worden gesteld door klanten van zijn/haar werkgever.
Het gaat hierbij over de gevallen waarin de werkgever (partij A) een contract aangaat met een klant (partij B) waarvoor de werknemer (partij C) de nodige werken uitvoert en/of diensten aanbiedt zoals contractueel vastgelegd.
1. Oude regeling
In de oude (huidige) regeling kan een klant (partij B), in geval van schade, enkel de werkgever (partij A) aanspreken. Het is in principe niet mogelijk voor de klant (partij B) om rechtstreeks op basis van de buitencontractuele aansprakelijkheid de werknemer (partij C) aan te spreken.
Op bovenstaande regeling bestaat een uitzondering. De klant (partij B) kan de werknemer (partij C) wel rechtstreeks aanspreken indien de fout die de schade heeft veroorzaakt, een misdrijf betreft.
De werkgever zal deze schade in bepaalde gevallen wel kunnen verhalen op de werknemer, rekening houdend met de beperkte aansprakelijkheid van een werknemer op basis van artikel 18 arbeidsovereenkomstenwet.
Indien een werknemer tijdens de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst schade berokkent aan de werkgever of aan een derde, zal hij/zij enkel aansprakelijk worden gesteld in geval van:
- bedrog;
- zware fout;
- herhaaldelijke lichte fout.
Enkel indien er sprake is van één van bovenstaande gevallen zal de werkgever (een deel van) de schadevergoeding kunnen verhalen op de betrokken werknemer.
2. Nieuwe regeling vanaf 1 januari 2025
Onder de nieuwe regeling zal de klant (partij B), in geval van schade, de keuze hebben uit volgende opties:
- de werkgever (partij A) aanspreken op basis van de contractuele aansprakelijkheid;
- de werkgever (partij A) aanspreken op basis van de buitencontractuele aansprakelijkheid;
- de werknemer (partij C) aanspreken op basis van de buitencontractuele aansprakelijkheid.
Een werknemer kan dus rechtstreeks worden aangesproken door de klant van de werkgever in geval van schade veroorzaakt door desbetreffende werknemer. Er zijn wel een aantal beperkingen van aansprakelijkheid waarop de werknemer zich kan beroepen:
- de beperkte aansprakelijkheid van de werknemer op basis van artikel 18 arbeidsovereenkomstenwet (zie hierboven);
- de verweermiddelen uit het contract tussen de werkgever en de klant;
- de verweermiddelen uit de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de werkgever.
De werknemer kan zich niet beroepen op de verweermiddelen indien er sprake is van:
- aantasting van de fysieke of psychische integriteit;
- opzettelijk veroorzaakte schade.
In essentie komt het erop neer dat de klant niet meer verplicht eerst de werkgever moet aanspreken. Hij kan rechtstreeks de werknemer aanspreken (dus ook in gevallen waarin er geen sprake is van een misdrijf). De werknemer behoudt wel de bescherming van de beperkte aansprakelijkheid én hij kan zich mogelijk beroepen op de verweermiddelen van zowel het contract tussen de werkgever en de klant als de arbeidsovereenkomst.
In de praktijk zal een klant eerder geneigd zijn om de werkgever aan te spreken aangezien deze verplicht is om alle schade uit alle fouten te vergoeden. De beperkte aansprakelijkheid van een werknemer geldt namelijk niet in de contractuele relatie tussen de werkgever en de klant.
Enkel in uitzonderlijke gevallen zal de klant ervoor kiezen om de werknemer rechtstreeks aan te spreken. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een faillissement van de werkgever.
Bron: Wet van 7 februari 2024 houdende boek 6 “buitencontractuele aansprakelijkheid” van het Burgerlijk Wetboek, BS 1 juli 2024.