Verenigingswerk op basis van artikel 17: fiscale regels
De voorbije maanden informeerden wij u al over de nieuwe regels voor de tewerkstelling op basis van artikel 17 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 of het nieuwe verenigingswerk.
Mits naleving van bepaalde voorwaarden zijn de vergoedingen die werknemers ontvangen in het kader van een tewerkstelling op basis van artikel 17 vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen.
Intussen werd er vorige week in de Kamer ook een beslissing genomen over de fiscale behandeling van de vergoedingen die worden toegekend voor een tewerkstelling op basis van artikel 17.
Hierdoor zullen de vergoedingen die men verkrijgt in het kader van een tewerkstelling, zoals voorzien in artikel 17, op fiscaal vlak als een divers inkomen gekwalificeerd kunnen worden.
Concreet zullen deze inkomsten dan belastbaar zijn tegen een tarief van 20%, maar men mag op de bruto-inkomsten wel een forfaitaire kostenaftrek van 50% toepassen. Hierdoor zou er dan uiteindelijk een belastingtarief van 10% betaald moeten worden bij de personenbelasting.
Bij overschrijding van een fiscaal grensbedrag van € 6.540 per jaar (bedrag 2022) of bij overschrijding van het maximaal aantal uren voorzien in de RSZ-wetgeving zullen de gewone belastingtarieven voor beroepsinkomsten van toepassing worden. Bij de beoordeling van dit jaarlijks fiscaal grensbedrag moeten de inkomsten uit het verenigingswerk en uit de deeleconomie worden samengeteld.
De fiscale wetsaanpassing is momenteel nog niet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Wij houden u verder op de hoogte.
Bron: Wetsontwerp tot regeling van het fiscaal stelsel van de beloningen voor verenigingsactiviteiten zoals bedoeld in artikel 17 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.